Noordelijke uitbreiding
De Willebroekse Vaart, die de stad volledig doorkruist, werd in 1561 in gebruik genomen. Het is altijd een zeer belangrijke waterweg geweest voor de handel. De vaart kwam Brussel binnen ter hoogte van Molenbeek en verliet de stad via de gemeente Laken.
De Groendreef was een van de belangrijkste attracties van dit deel van Brussel. Het was voor de Brusselaars een aangename plaats om op zondag te vertoeven. Halfweg de negentiende eeuw nam de populariteit van de Groendreef af door het succes van de nieuwe Louizalaan.
Laken zelf bleef belangrijk doordat het Kasteel van Schoonenberg al sinds de achttiende eeuw de residentie was van de landvoogden van de Zuidelijke Nederlanden. In 1830 werd het de privéresidentie van de Belgische koning, wat de gemeente Laken heel wat aanzien gaf. De Brusselse bourgeoisie liet langs de vaart dan ook zogenaamde 'plaisances' of buitenverblijven optrekken.
Op het einde van de negentiende eeuw stuitte de vaart op zijn limieten door de economische en industriële ontwikkeling van Brussel. Om de oevers te ontwikkelen, werd in 1897 113 hectare grondgebied van Laken en Sint-Jans-Molenbeek toegevoegd aan de Stad Brussel.
Tussen 1902 en 1907 werd op deze plaats onder meer Thurn en Taxis opgetrokken.
Het project om Laken, Haren en Neder-over-Heembeek te annexeren, was reeds vóór de Eerste Wereldoorlog overwogen in het kader van een veel ambitieuzer programma voor de annexatie van andere gemeentes. De oorlog zette een rem op dit project, dat uiteindelijk enkel de annexatie omvatte van de drie gemeentes ten noorden van Brussel.
Deze annexaties vonden hun oorsprong in de uitbreiding van de Willebroekse Vaart en de bouw van een zeehaven in het noorden van Brussel. Door de evolutie van de scheepvaart, de grootte van de schepen, de industrialisatie en een spoorwegbrug konden boten niet langer tot in het centrum van de stad varen.
De annexatie van deze gebieden vormde met 2255 hectare de belangrijkste uitbreiding van Brussel.
Deze operatie bleek een succes voor de ontwikkeling van de drie gemeentes, waarvan de verstedelijking met behoud van groenzones een belangrijk voordeel bood. Laken bleek de ideale locatie voor tal van internationale evenementen, waaronder de twee Wereldtentoonstellingen van 1935 en 1958.
In 1895 vestigde de Royal Sport Nautique Club zich in een eigen gebouw aan de Groendreef.
Ook tijdens de uitbreidingswerken van de haven werden er regatta's georganiseerd. Ze waren het paradepaardje van de watersportclub, die ook vandaag nog bestaat.
Haren en Neder-over-Heembeek waren op het moment van de annexatie nog echt landelijke gemeentes. Door de ligging langs de vaart waren het aantrekkelijke locaties. Allebei voorzagen ze de hoofdstad van verse producten. Vanaf 1921 ondergingen de gemeentes een snelle verstedelijking, maar bleef het groene karakter bewaard.
In 1925 werd de hoofdstad uitgebreid met twee extra zones, waaronder het terrein van het Brugmannziekenhuis (25 hectare) en nog een klein perceel van 16 hectare.
Na de onafhankelijkheid groeide Brussel van 400 hectare in 1830 tot bijna 3300 hectare in 1925, waarvan 748 hectare bebouwd en 2524 hectare onbebouwd gebied. Derhalve is het grondgebied tijdens die periode acht keer zo groot geworden. Vandaag beslaat de Stad Brussel een oppervlakte van ongeveer 33 km², verdeeld over zes zones: de Vijfhoek, Laken, Haren, Neder-over-Heembeek, de as Louiza-Roosenvelt en de Europese wijk – Leopold-Schumann-Squares.