Zuidelijke uitbreiding

Halfweg de negentiende eeuw breidde Brussel zich in zuidelijke richting uit tussen het Louizaplein en de Terhulpensesteenweg. De uitbreiding omvatte ook het Ter Kamerenbos, een 5 km lange strook die de gemeente Elsene in tweeën deelde.

Het Ter Kamerenbos, dat deel uitmaakt van het Zoniënwoud, werd omgevormd tot park en kreeg in het kader van deze grote uitbreiding als belangrijkste attractie een elegante promenade.

In 1857 schreef de Stad Brussel een wedstrijd uit voor de aanleg van een nieuwe laan. De naam van deze nieuwe as werd op 11 januari 1859 bekrachtigd in een koninklijk besluit. De laan zou vernoemd worden naar prinses Louise, dochter van Leopold II.

In de Louizalaan moesten niet alleen luxueuze gebouwen komen, maar ook stroken voorbehouden voor trams, voor ruiters en voor wandelaars.

In 1862 werd het Ter Kamerenbos – zo genoemd omdat de grond toebehoorde aan de Ter Kamerenabdij – door architect Keilig ingericht als park. Na de werkzaamheden bood het park een groot aantal amusementsmogelijkheden, zoals kanovaren op het meer, restaurants, tennisvelden en een duiventil. Het Ter Kamerenbos was de groene long van Brussel. Het gebied werd op 21 april 1864 bij koninklijk besluit officieel toegevoegd aan de Stad Brussel, waardoor het grondgebied met 250 hectare toenam.

In 1906 kreeg de 'Compagnie de l'Exposition Universelle de Bruxelles' de opdracht om de wereldtentoonstelling van 1910 te organiseren op de Solbossite. Daardoor ontstond hier een nieuwe wijk rond de toegangswegen tot de tentoonstelling: de Emile De Motlaan, de Lloyd Georgelaan en de Natiënlaan (de huidige Franklin Rooseveltlaan). Later werden deze straten verkaveld. In de jaren 1920 begon ook de Université Libre de Bruxelles zich hier te vestigen.

In 1907 werd de zuidelijke uitbreiding van de stad voltooid met de toevoeging van de Koningstuin en de Abdij Ter Kameren, een gebied van 62 hectare.