De gevolgen van de annexatie voor het dagelijks leven van de inwoners

De wet van 30 maart 1921, waarbij Laken, Haren en Neder-Over-Heembeek bij het grondgebied van de Stad Brussel werden gevoegd, had een grote impact op het dagelijkse leven van de inwoners van de drie voormalige gemeenten.

Naast de afschaffing van de gemeentehuizen en de herindeling van de politieafdelingen zagen de burgers van deze voorsteden hun administratieve diensten naar het centrum van de hoofdstad verhuizen - een centralisatie waardoor ze zich langer en frequenter zouden moeten verplaatsen om informatie en bepaalde documenten te verkrijgen.

Ook de organisatie van het openbare leven werd grondig aangepast: vermindering van het aantal vuilnisophalingen, verhoging van de gemeentebelastingen, overplaatsing van de plaatselijke ambtenaren naar de kantoren in het Broodhuis, politieagenten die in het stadscentrum aan de slag moesten zonder uitbreiding van het personeel elders ...

Ondanks de politieke inspanningen voor een positief imago van de uitbreiding van Brussel en de oprichting van verbindingsbureaus om de overgangsperiode te vergemakkelijken, was de ontevredenheid onder de plaatselijke bevolking voelbaar. Zo blijkt uit de snelle enquête die La Dernière Heure op 13 september 1921 in de straten van Laken hield. In hun antwoorden op de vragen over de annexatie van hun grondgebied staken de inwoners hun teleurstelling over een besluit dat "zonder referendum en door parlementair gekonkel" tot stand was gekomen niet onder stoelen of banken.

Haren en Neder-Over-Heembeek kenden een overwegend ruraal landschap, waar voordien verse producten geteeld werden voor een deel van Brussel en dat een recreatieve bestemming was voor de inwoners van het stadscentrum. Dat landschap ondervond een grote impact van de verdere inrichtingswerken in de kanaalzone. De snelle industrialisatie die daarop volgde, leidde geleidelijk aan tot het verdwijnen van de pleziertuinen, de boten met wandelaars en de tavernes die vroeger de oevers opvrolijkten.

Een andere grote aanpassing voor de inwoners van de voormalige gemeenten was de snelle verandering van (bijna de helft van) hun straatnamen. Die beslissing werd in 1922 door het schepencollege van Brussel genomen om niet dezelfde namen als straten in de binnenstad te hebben.